Nierstenen zijn er in alle soorten en formaten. Wanneer ze de afloop van onze urine belemmeren, ontstaan er hevige pijnaanvallen die kolieken worden genoemd. Kleine formaten kunnen meestal vanzelf uitgeplast worden. Zijn ze echter te groot of zijn er bijkomende problemen zoals infecties, kan het soms nodig zijn chirurgisch in te grijpen. Hierbij komt de uroloog in actie die ervoor kan kiezen de steen van buitenaf te verbrijzelen (extracorporale shock wave lithotripsie). Andere opties zijn ingrepen waarbij de uroloog tot bij de steen zelf probeert te geraken via respectievelijk de urinewegen (ureterorenoscopie) of door de huid van de rug van de patiënt (percutane nefrolithotomie).


Nierstenen zijn er in alle soorten en formaten. Wanneer ze de afloop van onze urine belemmeren, ontstaan er hevige pijnaanvallen die kolieken worden genoemd. Kleine formaten kunnen meestal vanzelf uitgeplast worden. Zijn ze echter te groot of zijn er bijkomende problemen zoals infecties, kan het soms nodig zijn chirurgisch in te grijpen. Hierbij komt de uroloog in actie die ervoor kan kiezen de steen van buitenaf te verbrijzelen (extracorporale shock wave lithotripsie). Andere opties zijn ingrepen waarbij de uroloog tot bij de steen zelf probeert te geraken via respectievelijk de urinewegen (ureterorenoscopie) of door de huid van de rug van de patiënt (percutane nefrolithotomie).

Het voorkomen van nierkolieken is sinds de jaren ’80 maar liefst verdrievoudigd. Dit mag dan wel een ver-van-mijn-bed-show lijken, de cijfers liegen er niet om; 1 op de 10 mensen zal ooit last krijgen van zulke kolieken. Bij gemiddeld 4/10 zal dat niet de laatste keer zijn. Afhankelijk van de steencompositie kan dit zelf oplopen tot maar liefst 9/10.

Ook op maatschappelijk vlak zorgt dit voor een gigantische kost; in het jaar 2000 is er in de Verenigde Staten 2,1 miljard dollar uitgegeven aan de medische zorg voor niersteenpatiënten. Verwacht wordt dat dit tegen 2030 jaarlijks zal toenemen met 1,24 miljard dollar. Daar komt dan ook nog eens bij dat nierstenen meer zijn dan stenen alleen. Ze worden gelinkt aan een hele resem ziektes gaande van slaapapneu, verhoogde bloeddruk en nierfalen tot hartproblemen.

Met al deze cijfers in het achterhoofd onderzocht een masterstudent geneeskunde aan de Vrije Universiteit Brussel in samenwerking met de dienst Nefrologie te UZ Brussel of preventie hier tot verbetering zou kunnen leiden.

VOORKOMEN IS BETER DAN GENEZEN

Nu is er ook goed nieuws; doordat er steeds meer begrepen wordt hoe stenen zich vormen, kan er ook getracht worden dit te voorkomen. Dat is precies waar de niersteenpreventiekliniek in het UZ Brussel zich mee bezighoudt.

Stel, je bent zelf een niersteenpatiënt die een afspraak neemt in de steenkliniek. Daarvoor zal je voorafgaand aan de eerste consultatie een bloedafname, een urinecollecte en een CT-scan van de nieren moeten laten doen. Indien je één van je uitgeplaste stenen hebt bijgehouden, zal deze ook via infraroodstralen worden ontleed. Een niersteen wordt namelijk simpelweg gevormd door te hoge concentraties van bepaalde stoffen in de urine die dan samenklitten. Door deze onderzoeken wordt er gezocht welke stof er bij jou specifiek in overschot is en welke soort stenen je hierdoor vormt. Hierna wordt er samen met jou uitgezocht wat jouw eet-en drinkgewoonten zijn, welke medische voorgeschiedenis je zelf hebt en of er bepaalde aandoeningen de ronde doen in je familie.

Al die puzzelstukjes worden dan samengelegd om te begrijpen hoe je precies aan dat overschot gekomen bent en hoe we kunnen voorkomen dat er zich wederom stenen vormen.

WAT KAN JE ERTEGEN DOEN?

Wie dacht dat je nierstenen alleen kan verhelpen door meer te drinken, heeft het mis. Dit is natuurlijk wel een belangrijke tip, maar daarnaast helpt het ook minder zout te gebruiken en een normale hoeveelheid eiwitten en calcium te eten.

Waarom dan nog de hulp van de steenkliniek inroepen? Er zijn verschillende soorten nierstenen en aan de hand van voorafgaand genoemde onderzoeken kan er uitgezocht worden welke specifieke maatregelen bij jou en jouw soort niersteen zouden helpen.

Grosso modo zijn er zo’n vijf soorten nierstenen afhankelijk van de stoffen waar ze uit opgebouwd zijn. De meest voorkomende stenen zijn de zogenaamde calcium oxalaat en urinezuur stenen. Deze bestaan dus respectievelijk uit calcium en oxalaat of urinezuur. Iets minder frequent zijn de struviet, calcium fosfaat en cystine stenen. Door gerandomiseerde studies zijn er nu per steensoort een aantal preventieve maatregelen bekend die de specifieke uitscheiding van een stof kunnen beïnvloeden en zo het risico op nieuwe niersteenvorming beperken.

Soms hebben de simpelste maatregelen zoals een ander merk flessenwater drinken al een groot effect (de hoeveelheid calcium varieert namelijk van merk tot merk). In andere gevallen zijn er ingewikkeldere maatregelen nodig. Stel, er blijkt bijvoorbeeld uit de urine analyse dat er teveel oxalaat in je urine zit, waardoor je calcium oxalaat stenen vormt. In eerste instantie zal er jou dan een oxalaatarm dieet worden voorgesteld. Samen met de arts en diëtiste wordt er dan bekeken wat je best vermijdt (bv. spinazie, rabarber, chocolade,…). Zien we bij een volgende urine analyse dat dit niet voldoende was, kunnen er calcium supplementen worden opgestart tijdens de maaltijd. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat calcium aan oxalaat bindt in de darm waardoor oxalaat zo minder in de bloedbaan wordt opgenomen.

Nu en dan zijn er ook geneesmiddelen die kunnen worden opgestart. Kaliumcitraat poeder toevoegen in je water zorgt er bijvoorbeeld voor dat de urine minder zuur wordt en er minder urinezuurstenen kunnen worden gevormd.

WERKT DAT DAN OOK ECHT?

Diëten en medicijnen innemen doet de doorsnee Vlaming natuurlijk niet voor zijn plezier. Daarom werd een studie opgezet om na te gaan wat het effect is van de combinatie van preventieve maatregelen in maar liefst 835 patiënten die tussen 2004 en 2020 opgevolgd werden in de niersteenpreventiekliniek van het UZ Brussel.

Het doel van deze studie was om na te gaan of deze preventieve maatregelen de urinaire risicofactoren deden dalen (bv. het oxalaatgehalte gemeten in de urine) en of dit ook resulteerde in een lager aantal kolieken en urologische interventies.

De resultaten van alle medische onderzoeken zoals bloedonderzoeken en beeldvorming die patiënten ondergingen, werden geanalyseerd. Bij elke consultatie werd genoteerd hoeveel nierkolieken zij ondertussen nog hadden ervaren en hoe vaak ze nog een ingreep nodig hadden.

Bij patiënten die minstens 6 maand werden opgevolgd, analyseerden we de evolutie van de risicofactoren in de urine (bv. de hoeveelheid oxalaat in de urine) voor en na start van preventie. Wat bleek; als we kijken naar alle 355 patiënten die minstens 6 maand werden opgevolgd, daalden al een hele resem risicofactoren statistisch significant.

Vervolgens werden er specifiekere subgroepen gemaakt bestaande uit patiënten die een bepaalde risicofactor hadden voor start van preventie. Als we verdergaan op het voorbeeld van de patiënten met een teveel aan oxalaat in de urine, zogenaamd hyperoxalurie, bestond de subgroep uit 136 patiënten. Zij werden tijdens hun opvolging specifiek begeleid om de oxalaatuitscheiding te doen dalen. Wat bleek nu; vergeleken met de algemene patiëntengroep daalde hun oxalaat statistisch veel significanter! Dit wijst er dus op dat als patiënten specifiek begeleid worden om een bepaalde risicofactor aan te pakken, dat wel degelijk een groot verschil maakt. Personalisering van de preventieve maatregelen aan het risicoprofiel van de patiënten is dus een absolute must!

Daarnaast werd er ook gekeken naar het aantal kolieken en ingrepen dat patiënten doormaakten. Omdat veranderingen hierin wat meer tijd nemen, werd er hier enkel rekening gehouden met patiënten die minstens 12 maand werden opgevolgd. Hierbij werd opgemerkt dat zij van gemiddeld 4 kolieken en 6 ingrepen op een tijdsinterval van 10 jaar voor preventie naar nog maar 2 kolieken en 1 ingreep erna gingen!

Als we dit samenleggen met eerdere studies kunnen we dus verwachten dat niersteenpreventie ervoor kan zorgen dat de levenskwaliteit van deze patiënten enorm verbetert. Logischerwijze zouden er ook minder complicaties mogen optreden zoals de evolutie naar nierfalen. Ook niet onbelangrijk, zouden de kosten voor patiënten zelf, maar ook voor de hele samenleving moeten dalen.

TOEKOMST

Niersteenpreventie kan dus niet alleen op individueel vlak maar ook op maatschappelijk vlak een grote stap vooruit betekenen. Het reduceren van het aantal kolieken en urologische ingrepen zou immers moeten leiden tot een verbetering van de morbiditeit en de levenskwaliteit van de individuele patiënt. Daarnaast zou het ook de maatschappelijke kost gelinkt aan nierstenen en al hun complicaties moeten doen dalen, hetgeen we dus op lange termijn allemaal zouden moeten voelen in onze portemonnee. Verdere studies zijn echter onontbeerlijk om de exacte economische impact hiervan te evalueren.

Preventieve geneeskunde is desalniettemin een werk van lange adem. Het effect van alle geleverde inspanningen wordt pas na enkele jaren volhouden duidelijk. Het grootste struikelblok is dan ook patiënten gemotiveerd te houden om hun dieet te volgen, op consultatie te komen, hun onderzoeken te doen,… Momenteel wordt er door studies geschat dat maar liefst 20-38% van de patiënten per jaar afhaakt! Daarnaast weten nog veel te weinig patiënten, maar ook artsen, dat niersteenpreventie überhaupt bestaat. Hoog tijd dus om daar verandering in te brengen!

Florine Janssens, 

MV met talent anno 2021 - winnaar